1570
Eerste bebouwing op Urk. Vissersvrouwen onderhouden bij nacht regelmatig een kolenvuur voor hun vissende mannen.
1617
Amsterdamse burgemeester Gerrit Jacob Witsen laat, op last van de Staten van Holland en West- Friesland, een vuurbaak bouwen. Eén september dat jaar, werd zijn vuur voor ’t eerst ontstoken
1649
De vuurbaak wordt verder landinwaarts verplaatst vanwege de afslag van de kust
1660
Heerlijkheid (= gebied van een heer) Urk wordt verkocht aan Amsterdam.
1662
Vanwege de voortdurende afkalving van het eiland wordt de vuurbaak nogmaals verder landinwaarts verplaatst. Bij ordonnantie verleenden de Staten van Holland en West-Friesland Amsterdam op 22 juni dit jaar het octrooi (alleenrecht) van het beheer van een vuurboet op Urk.
1677
Er komt een klacht binnen bij de Staten van Holland en West- Friesland over de slechte staat van de vuurbaak van Urk. Op aandrang van de stad Amsterdam stellen de staten geld beschikbaar voor herstel van de vuurbaak.
1699
Doordat de zee blijft knagen aan het eiland, is het er slecht aan toe. Ook de vuurbaak verkeert wederom in slechte staat.De Staten van Holland en West-Friesland besluiten om de heren Meerens en Buijsaf te vaardigen naar het eiland Urk voor een onderzoek. De Staten van Overijssel en de Staten van Friesland worden gevraagd of ze bereid zijn bij te dragen in de kostenvan herstel en beveiliging van het eiland en de vuurbaak. In het onderzoeksrapport van beide heren wordt melding gemaakt van een ‘zeer jammerlijken ende ellendigen staat’ van het eiland. Het oordeel is dat het eiland door de zee ‘vernield dreigt te worden’, hetgeen ‘gans ondienstig zoude zijn’.
1792
Overdracht van het eiland aan Staten van Holland en West Friesland.
1809
Het kolenvuur wordt vanwege de hoge kosten vervangen door een lantaarn met olielamp.
1819
Eerste haven van Urk.
1820
Plaatsing ijzeren lantaarn.
1823 – 1824
Reparatie en verhoging van de vuurbaak.
1836 26 september
De aanbesteding vindt plaats van een verbouwing van de vuurbaak, om deze geschikt te maken voor de plaatsing van een nieuwe lantaarn met daarin een Fresneloptiek van de vierde grootte, met olielamp. N.B. Het ontwerp van de tekening is waarschijnlijk niet uitgevoerd, want op een tekening uit 1838 (met het uurwerk) is een modernere lantaarn weergegeven.
1837, 15 november
De nieuwe lantaarn van de firma Maritz & Zoon met olielamp en fresneloptiek, van de vierde grootte, wordt voor de eerste maal ontstoken. Na de Brandaris is dit het tweede draailicht in Nederland Het is een vaste Fresneloptiek met daaromheen draaiende lenspanelen die worden aangedreven door een valuurwerk. Het licht heeft hierdoor een bijzonder karakter: om de twee en halve minuut een korte schittering met daarvoor en daarna een korte verduistering.
1840
Eerste scheepswerf.
1840 2 juni
De vuurtoren en het lichttoestel worden door blikseminslag beschadigd. Leendert Valk, bouwkundig ingenieur bij het Loodswezen, word naar Urk gestuurd om de schade op te nemen en een voorstel tot herstel te doen. Aannemer J. de Ringh uit Enkhuizen brengt daarop muurankers aan en hersteld het metselwerk. Het lichttoestel wordt gerepareerd.
1843 23 november
Bouw van een nieuwe vuurtoren alsmede zesjarig onderhoud en afbraak van de oude vuurbaak, worden aanbesteed. Het ontwerp van de nieuwe toren is van Leendert Valk. Aannemer G. van Limbeek uit Vreeswijk biedt de laagste inschrijfprijs en mag daarom de toren bouwen. De nieuwe vuurtoren moet vlak naast de bestaande lichtwachterswoning (uit 1837) worden gebouwd en daaraan met een verbindingsgang worden gekoppeld.
1845 15 november
Het licht van de nieuwe vuurtoren wordt voor het eerst ontstoken.
1845 voorjaar
Op een van de hoeken van de oude vuurbaak wordt een noodlantaarn met Argandse lampen geplaatst. De lantaarn en het lichttoestel van de oude toren worden uit elkaar gehaald en tijdelijk opgeborgen. De hardstenen voet van de lantaarn wordt overgebracht naar de nieuwe toren. De oude lantaarn en het lichttoestel worden vervolgens op de nieuwe toren geplaatst. De gedenksteen van de oude vuurbaak krijgt een plaats in de gevel van de lichtwachterswoning.
1876
De vuurtoren krijgt een nieuwe Fresneloptiek van de vierde grootte, geleverd door de firma Barbier, Bénard et Turenne uit Parijs. De optiek wordt door een uurwerk met valgewicht in beweging gebracht. Dit uurwerk wordt geleverd door George Wilson uit Den Haag, fabrikant van gasmeters en andere toestellen voor gasfabrieken. Het draailicht toont elke minuut een lange schittering van10 seconden. De optiek van 1876 is ook nu nog in gebruik op de vuurtoren.
1885
De in 1850 gebouwde Bethelkerk op Urk wordt aanzienlijk vergroot. Daarbij houdt men geen rekening met de vuurtoren. De lichtuitstraling van de vuurtoren naar het oosten wordt daarna belemmerd door het hoge dak van de kerk, waardoor een ‘dooie hoek’ ontstaat op de Zuiderzee.
1901
De gemetselde torenschacht van de vuurtoren wordt in dat jaar met ruim vijf meter verhoogd. De toren krijgt een gietijzeren omloop met balustrade en het oude hoekige lichthuis word vervangen door een nieuw cilindervormig lichthuis met koperen koepel, bovenop een rood ijzeren kuip met een houten binnenbekleding. Er worden gietijzeren vloeren en trappen aangebracht en de ramen van de toren worden aangepast, zodat ze naar buiten open kunnen slaan. Het nieuwe lichthuis en al het ijzerwerk wordt waarschijnlijk vervaardigd door gieterij Reineveld te Delft. Voordat het oude lichthuis word afgebroken word er een 12 meter hoge geschoorde mast vlak bij de toren geplaatst waarin een hulplantaarn kan worden gehesen. Het werk moet binnen vijf maanden na ondertekening van het contract worden opgeleverd, op straffe van een boete van 15 gulden per dag dat het later wordt opgeleverd, zondagen en erkende christelijke feestdagen niet meegerekend.
1905
Eerste visafslag.
1906
Vlak naast de vuurtoren wordt een vierzijdige, opengewerkte opstand van hoekstaal gebouwd, met het oog op de installatie van een mistklok. Op de eerste vloer wordt een plaatijzeren huisje gebouwd voor het uurwerk van de klok. De firma J.L. de Looze uit Amersfoort levert de klok, met klokkenstoel en een uurwerk. Het uurwerk zorgt voor de aandrijving van vier hamers voor het slaan van de klok. Het uurwerk word door staalkoorden met valgewichten in beweging gebracht. Twintig klokslagen per minuut is het karakteristieke sein van Urk dat bij mist te horen is.
1916
Het draaimechanisme wordt vanaf nu door een elektromotor aangedreven, dat door een diesel- aggregaat van stroom wordt voorzien. Het oude uurwerk is nu nog aanwezig in de toren.
1918
Aan de kuip van het lichthuis wordt een misthoorn aangebracht, ter vervanging van de mistbel. De misthoorn wordt met perslucht aangedreven. Daarvoor wordt een motorkamer gebouwd vlak naast de vuurtoren. Deze ruimte moest plaats bieden aan een Bronsmotor, luchtketel, koelvaten en olievaten.Aannemer L. Gerssen uit Urk is op 8 juli dit jaar begonnen met de bouw van de motorkamer. Vier maanden later is deze voltooid.In het contract voor de bouw van de motorkamer is ook het verwijderen van vier stuks ‘betonfunderingsblokken van den mistklokopstand’ opgenomen. Deze opstand moet dus ook in dit jaar zijn afgebroken.
1923
De “kaap” wordt afgebroken.
1924 18 maart
Het licht wordt geëlektrificeerd. Het huidige lichtkarakter is FlW5s: elke vijf seconden een witte schittering.
1932
Afsluiting Zuiderzee.
1942
Drooglegging Noordoostpolder.
1957
De markante witte lichtwachterswoning wordt afgebroken en vervangen door een modernere woning. Het ontwerp daarvoor is gemaakt door de chef van de Bouw- kundige Dienst van het Loodswezen, F. de Ruyter. Aan- nemer R. Oost uit Urk bouwt de woning. De oude verbindingsgang naar de vuurtoren wordt niet gesloopt maar verhoogd. De gedenksteen uit 1617 wordt wederom in de gevel van de lichtwachterswoning gemetseld.
1962 najaar
De in 1918 gebouwde motorkamer wordt gesloopt en vervangen door de huidige noordelijk aanbouw. Het ontwerp hiervan is wederom van F. de Ruyter. Aannemer W. Schraal en Zoon uit Urk voert het werk uit. Dit gebouw biedt ruimte aan de voedingsbron van de nautofoon en de verlichting op de stormseinmast (die ook in dat jaar is geplaatst), de cv-ketel en de elektrische installatie voor de vuurtoren.
1965 1 december
Koert Bakker neemt de functie van vuurtorenwachter over van zijn schoonvader Jan Schraal.
1972
Een grondige restauratie van de vuurtoren vindt plaats, uitgevoerd door de firma Gebroeders Frankema uit Lemmer. Daarbij wordende in 1934 aan- gebrachte betonplaten met patrijspoorten verwijderd, waarna de kozijnen en ramen weer hun oorspronkelijke uiterlijk krijgen. De betonplaten waren destijds niet goed aangebracht. De aansluiting tussen het beton en het metselwerk van de toren was niet waterdicht, waar- door er regelmatig water in de toren stond. De verweerde gevelsteen van 1844 wordt bij deze restauratie aan de binnenkant van de toren geplaatst om verdere verslechtering te voorkomen. Aan de buitenkant van de toren wordt een duplicaat van de oorspronkelijke gevelsteen aangebracht.
1981
In 1981 worden de vuurtorenwachters van Marken, Urk en Hoek van ’t IJ tegelijk ontslagen omdat hun functie volgens Rijkswaterstaat overbodig was geworden. Door protest van de schippersvereniging Schuttevaer en de sluiswachter van de Oranjesluizen wordt het ontslag teruggedraaid. De lichtwachters krijgen er andere taken bij: controleren van de betonning, controle op illegale lozingen en assisteren bij de zandwinning in het Markermeer en de Gouwzee.
1985 september
De laatste vuurtorenwachter van Urk; Koert Bakker, gaat met pensioen.
2001
Nautofoon (misthoorn) wordt buiten werking gesteld. Wel blijft een waarschuwingssein gegeven wanneer schepen op “De Vormt” dreigen te lopen.
2020
Het beheer van de vuurtoren komt in handen van Rense en Judith Bakker (Rense is de zoon van Koert Bakker.)